Verschillende gemeenten in Nederland verruilen de traditionele manier van subsidieverlening voor subsidietafels. Hierbij gaan alle betrokken partijen met elkaar in gesprek over een plan en een goede verdeling van het budget. Collega Charlotte Hanzon maakte hiermee kennis tijdens een interim klus voor de gemeente Leidschendam-Voorburg. Omdat ze er zo enthousiast over is, vragen we haar opdrachtgever Lourens Visser, beleidsmedewerker maatschappelijke ontwikkeling bij deze gemeente, naar zijn ervaringen.

Wat zijn dat, subsidietafels?

‘Aan een subsidietafel nodigen wij allerlei partijen uit die op een bepaald thema een rol kunnen spelen, bijvoorbeeld opgroeien en opvoeden of basisvaardigheden en talentontwikkeling. Deze partijen maken voor het komende subsidiejaar een plan met activiteiten om de doelen van de gemeente te bereiken. Daarnaast monitoren en evalueren ze het plan van het huidige jaar; lukt het om alle activiteiten uit de voeren die vooraf zijn bedacht, of zijn er redenen om het plan bij te stellen? Elke subsidietafel krijgt doelen en (beleids)kaders mee die vanuit de gemeente zijn gesteld en een maximaal te besteden bedrag. De partners aan tafel gaan samen in gesprek over een goede verdeling van dit bedrag. Deelname aan een tafel is geen garantie op subsidie. De partners kunnen ook samen tot de conclusie komen dat het beschikbare bedrag het beste over een aantal van de tafeldeelnemers verdeeld kan worden. In Leidschendam-Voorburg hebben we vijf van deze tafels. Ik ben voorzitter van de tafel zelfredzame inwoners. Die tafel richt zich op alle inwoners die tot kwetsbare groepen behoren. Dat is heel breed, van maatschappelijk werk en cliëntondersteuning tot inloopvoorzieningen voor GGZ en opvangcentra dementie.’

 Waarom zijn jullie hiermee begonnen?

‘Voorheen hadden we net als meeste gemeenten een 1-op-1-relatie met de verschillende organisaties. Als accounthouder van de gemeente maakte je hiermee losse afspraken over inzet en verantwoording. Dit zorgde ervoor dat meerdere organisaties een bijdrage leverden

aan dezelfde doelen, maar dat ze dit niet altijd van elkaar wisten. Hierdoor werden sommige activiteiten dubbel aangeboden, terwijl er bij andere doelen veel minder aanbod was. De samenhang tussen de verschillende organisaties en hun plannen ontbrak of was niet optimaal. Elke organisatie is toch vooral bezig met de eigen organisatie en de eigen doelgroep en kijkt niet zo hoe ze kunnen samenwerken of elkaar kunnen versterken. Waar dat wel gebeurde, begonnen toch vaak financiële banden te knellen. Dan ging het algauw over de vraag wie wat betaalt. Het idee is dat er door de subsidietafels een betere samenwerking ontstaat en een meer integraal plan en daardoor een betere dienstverlening aan inwoners.’

En werkt dat in de praktijk ook zo?

‘De eerste keer dat we dit deden, in 2019 kwamen we samen voor de plannen voor 2020, zag je dat de focus nog wel erg lag op de financiën. Dat was ook heel begrijpelijk, gesubsidieerde partijen hebben immers ook rekening te houden met de continuïteit van hun eigen organisatie, personeel en vaste lasten. Als gemeente hadden we het idealistische beeld dat we het hele tekenvel leeg konden vegen en opnieuw konden beginnen. Zover waren organisaties nog niet. Het vertrouwen in elkaar en in deze nieuwe manier van werken moest nog groeien om meer los te kunnen laten. In 2020 hebben we daarom meer ingezet op elkaar leren kennen, het creëren van een vertrouwensband en op de mogelijkheden die er zijn om samen te werken. Van daaruit is het vertrouwen hard gegroeid en zijn er samenwerkingen ontstaan die er zonder tafel niet geweest zouden zijn.’

Heb je daar ook voorbeelden van?

‘De manager van de ggz-inloop hier heeft bijvoorbeeld de welzijnsstichting uitgenodigd om een kledingbank op hun terrein te openen. Die zat steeds op een tijdelijke locatie. Mensen die deelnemen aan de inloop, kunnen ook als vrijwilliger bij deze kledingbank aan de slag. Wat je ziet, is dat ze nu ook makkelijker doorstromen naar andere activiteiten van de welzijnsstichting. Zo versterken ze elkaar dus. Door de coronacrisis konden veel fysieke activiteiten tijdelijk niet doorgaan. Mediapartners hebben met welzijnsinstellingen meegedacht hoe zij hun aanbod in een digitale vorm konden aanbieden. Dat biedt meer dan wanneer ze niet aan tafel hadden gezeten. We merken ook dat de organisaties steeds positiever worden. In het begin waren partijen voorzichtig. Maar recent heeft een van de partijen, die vorig jaar nog kritisch op de aanpak was, ingesproken in de gemeenteraad. Die was inmiddels een warm voorstander, omdat je, zo zei zij, echt veel meer bereikt voor inwoners dan voorheen.’

Je bent zelf voorzitter van een tafel, vraagt dat speciale vaardigheden?

Het begeleiden van een dergelijk transformatieproces is een ander vak dan dat van een ‘klassieke’ beleidsmedewerker. ‘We hebben dan ook allemaal trainingen en workshops gehad over procesbegeleiding, herkennen en omgaan met groepsdynamiek en hoe je met groepen (online) werkvormen kunt uitvoeren. Ook hebben we regelmatig intervisie. Ik was ook heel blij met de inbreng van Charlotte Hanzon van JSO, die als interimmer bij ons aan de slag was. Zij heeft goede methoden ingebracht om het gesprek tussen organisaties weer een stap verder te brengen, zoals waarderend interviewen. Zo’n creatieve inbreng was nodig en was heel positief. Het gaf echt een impuls. Bij nieuwe medewerkers die met subsidietafels gaan werken vragen we nu ook naar capaciteiten op het gebied van procesbegeleiding.’

Wat zou je willen zeggen tegen gemeenten die subsidietafels overwegen?

‘Ga het vooral doen. Het levert echt iets op. Je bereikt als gemeente meer voor inwoners voor hetzelfde geld. Realiseer je wel dat het introduceren van zo’n nieuwe manier van werken altijd tijd kost. Het vergt een gedrags- en cultuurverandering. Het eerste jaar zal vooral bestaan uit partijen die elkaar leren kennen en is er misschien nog een plan zonder veel samenhang. Maar op termijn verandert dat, zie je relaties ontstaan en de zelfredzaamheid van inwoners groter worden. Wat ik er zelf zo mooi aan vind, is dat we als gemeente goed kunnen bedenken wat we willen bereiken, maar dat we het hoe overlaten aan de experts. Je laat de partijen die expertise hebben het plan maken en zegt als gemeente niet hoe zij hun werk moeten doen.’

Charlotte Hanzon over haar opdracht

Ik had al eerder een opdracht gedaan voor Leidschendam-Voorburg en had toen al van de subsidietafels gehoord, maar er niet zelf actief iets mee gedaan. De werkwijze sprak me altijd al aan. De gemeente die op zoek gaat naar een andere rol in de samenwerking met partners. Dat past ook heel erg bij wat wij als JSO belangrijk vinden. Wij zijn ook altijd bezig met hoe je in gezamenlijkheid beslissingen kunt nemen. In plaats van dat het van bovenaf wordt opgelegd.

Toen ik instapte was het proces al in gang gezet. Ik kon op twee punten mijn expertise inbrengen: inhoudelijk met bijvoorbeeld mijn kennis over dementie, vrijwilligerswerk en mantelzorg. Dat kwam vooral tot uiting in gesprekken met partners. Daarnaast had ik ook een meer coachende rol in het proces. Dat was vooral intern. Als relatieve buitenstaander kon ik makkelijker vragen stellen en ook iedereen weer op een positieve manier laten stilstaan bij waarom je dit als gemeente doet. Dat het heel vernieuwend is en een goede werkwijze die soms om doorzetten vraagt. Ook heb ik nog adviezen kunnen geven over hoe je bij doorontwikkeling van de subsidietafels kunt inzetten op het monitoren van impact. Hoe maak je nu meer zichtbaar wat het oplevert voor inwoners of voor professionals.

Als een gemeente zou bellen of ik subsidietafels bij hen wil opzetten? Nou kom maar op. Ik zou hierover heel graag willen adviseren.’

Deel dit artikel

Contact Charlotte Hanzon

26 augustus 2021